Vliegtijd & gedrag
Begin juni-eind augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot in oktober. De vlinders komen op licht, smeer en bloeiende grassen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Spitsvleugelgrasuil
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag of in oude rietstengels, waarin ook de verpopping plaatsvindt.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Noord-Afrika (Marokko), Zuid- en Midden-Europa, naar het noorden tot Ierland, Midden-Engeland en Zuid-Scandinavië. In het Middellandse Zeegebied tot nu toe zeer lokaal. Ook bekend uit Turkije en Libanon.
Benaming
- Engelse naam Southern Wainscot
- Duitse naam Spitzflügel-Graseule
- Franse naam la Leucanie paillée
-
Synoniemen
Leucania straminea
Aletia straminea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.De spitsvleugel- en de stompvleugelgrasuil kunnen niet los van elkaar worden toegelicht. De soorten lijken veel op elkaar en worden dus nogal eens verwisseld. De vorm van de voorvleugelpunt is een van de (weinige) hulpen bij het op naam brengen. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.straminea: straminues is strokleurig, naar de bleke voorvleugel.
Auteursnaam en jaartal
(Treitschke, 1825)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-18 mm. De voorvleugel heeft, in vergelijking met de andere Mythimna-soorten, een rechte achterrand, die vlak voor de vleugelpunt soms licht naar buiten buigt, waardoor de vleugelpunt iets uitsteekt. De grondkleur van de voorvleugel is zacht strokleurig lichtgrijs, vaak met een licht rozeachtig bruine tint. Langs de hoofdader loopt een bruine streep en de dunne, vaak nauwelijks zichtbare gebogen buitenste dwarslijn bestaat uit zwarte stippen. Over de kraag loopt een smalle grijze lijn met bleke randen die soms erg vaag is; deze lijn komt niet voor bij andere Mythimna-soorten. De achtervleugel is witachtig met donkere aders en een lichte tot matige grijze spikkeling; in het midden bevindt zich een, soms vage, gebogen rij korte zwartachtige streepjes. De onderzijde van zowel de voor- als de achtervleugel is in lichte mate donker gestreept en gespikkeld en gewoonlijk is een donkere middenvlek aanwezig.