Vliegtijd & gedrag
Half juni-eind augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Steenrode grasuil
Rups: september-mei. De rups foerageert op de wortels van de waardplant en overwintert.

Vlinder
Verspreiding
Europa en Azië, oostelijk tot Japan en de Koerilen. In Scandinavië tot boven de poolcirkel en in Zuid-Europa alleen in de bergen. Zuidelijk tot Noord-Spanje, Midden-Italië en Griekenland. Enkelingen (trekkers/zwervers) op de Britse eilanden. Vroeger werden ook andere noordelijke gebieden bij dit Areaal gevoegd, maar die populaties horen niet bij lateritia (Mikkola, Lafontaine & Kononenko 1991).
Benaming
- Engelse naam Scarce Brindle
- Duitse naam Ziegelrote Grasbüscheleule
-
Synoniemen
Parastichtis lateritia
Luperina lateritia
Hadena lateritia
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.De roodachtige kleur van deze vlinder is kenmerkend. Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.lateritia: latericius, lateritius is gemaakt van baksteen, naar de licht roodachtig bruine voorvleugel van de blekere vormen.
Auteursnaam en jaartal
(Hufnagel, 1766)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 19-24 mm. Een forse, vrij egaal roodbruine uil. De roodachtig bruine, soms geelachtig bruine, dofbruine, bruingrijze of zelden zwartachtige voorvleugel heeft een opvallend effen uiterlijk. De buitenste dwarslijn is meestal slechts zichtbaar als een rij zwarte stipjes of streepjes en de lichte golflijn is doorgaans vaag. De gedeeltelijk witgerande ringvlek en niervlek zijn meestal slechts zwak zichtbaar. Wel duidelijk, met name bij donkere exemplaren, is de dikke witachtige onderbroken rand aan de holle achterzijde van de niervlek. Opvallend zijn de witte stippen langs de voorrand van de voorvleugel, in het gedeelte tussen de niervlek en de golflijn.