Vliegtijd & gedrag
Half juli-eind augustus in één generatie. De vlinders zijn actief vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer en bezoeken honingdauw.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Stippelrietboorder
Rups: april-juni. De rups leeft eerst in het bovenste gedeelte van de stengel van de waardplant, later op de halmen. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei op een levende of dode rietstengel.

Vlinder
Verspreiding
Een Euro-Aziatische soort. Een kleine populatie in Zuidoost-Engeland (Norfolk) en in Frankrijk vroeger in een moeras in het departement Deux-Sèvres. Wordt aangetroffen in veengebieden met rietvegetatie, veelal nabij de kust in een rivierdelta. Noord-Nederland en -Duitsland, Zuid-Denemarken en langs de Oostzee verder in Zuid-Zweden, Zuid-Finland, Rusland en de Baltische staten. In Rusland ook aan de Zwarte Zee op de Krim en in een gebied noordwestelijk van de Kaspische Zee (de Wolga-delta). Buiten Europa heel lokaal in een smalle band van de noordelijke Kaukasus door West-Siberië en het Baikalgebied tot aan de Amurvallei en de Stille Oceaan. Ontbreekt in Korea en Japan.
Benaming
- Engelse naam Fenn's Wainscot
- Duitse naam Silberspinnerchen
-
Synoniemen
Arenostola brevilinea
Nonagria brevilinea
Photedes brevilinea
Chortodes brevilinea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De rupsen van de rietboorders leven in rietstengels.De zwarte stipjes liggen vooral op de vleugeladers. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
brevilinea: brevis is kort en linea is lijn. Dit wijst op de korte, fijne basale veeg op de voorvleugel.
Auteursnaam en jaartal
(Fenn, 1864)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De voorrand en de achterrand van de vrij brede, zandbruine voorvleugel vormen een bijna rechte hoek. Verder is deze uil goed te onderscheiden van de gelijkende soorten door de vrij sterke zwartachtige spikkeling en bestuiving, vooral rond de hoofdader in het midden van de voorvleugel en langs de aders in het zoomveld. De centrale dwarslijnen zijn zichtbaar als donkere stippellijnen. Sommige exemplaren hebben een duidelijke korte zwarte wortelstreep, los van de genoemde donkere veeg langs de hoofdader.