Vliegtijd & gedrag
Eind april-begin augustus in één, soms twee generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Streepjesdwergspanner
Rups: juni-september. De soort overwintert als pop in een cocon op de waardplant.
.webp)
Rups
.webp)
Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van West- en Midden-Europa, Klein-Azië en Rusland tot ver in Azië. Noord-Zuid: van Noord-Scandinavië tot in het Middellandse Zeegebied. Ook in Noord-Amerika.
Benaming
- Engelse naam Freyer's Pug - Mere's Pug - Edinburgh's Pug
- Duitse naam Grosser Wacholder - Blütenspanner
- Franse naam l'Eupithécie embrouillée
-
Synoniemen
Tephroclystia intricata
Eupithecia helveticaria
Tephroclystia helveticaria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.De vleugeltekening van deze dwergspanner toont veel streepjes. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Intricata: intricatus is moeilijk maken, in de war schoppen. Vanwege het grote aantal lijnen op de voorvleugel.
Auteursnaam en jaartal
(Zetterstedt, 1839)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-13 mm. Deze Eupithecia-soort wordt vooral gekenmerkt door de vele gegolfde dwarslijntjes in het midden van de voorvleugel, die vlak voor de voorrand naar binnen buigen en daar duidelijk verdikt zijn. De middenstip is goed zichtbaar en enigszins langgerekt. Op de aders bevinden zich vaak zwarte vlekjes. De grondkleur varieert van zandkleurig bruin tot grijsachtig bruin. In rust is het achterlijf los van de vleugels en de vleugels liggen plat op een takje of op de naalden van de waardplant. Aan de basis van het achterlijf bevindt zich een fijn zwart dwarsbandje.