Vliegtijd & gedrag
Eind mei-half september in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot half oktober. Zowel mannetjes als vrouwtjes kunnen overdag rustend op boomstammen worden gevonden. De vlinders bezoeken na zonsondergang bloemen van planten zoals akkerdistel en kruiskruid. Ze komen goed en in redelijke aantallen op licht, vooral in dichte bossen.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Levenscyclus
Taxusspikkelspanner
Rups: juli-juni. De soort overwintert als jonge rups op de waardplant en verpopt zich in een cocon op de waardplant of in de strooisellaag.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 17-24 mm. Een sleutelkenmerk van deze vrij grote, meestal grijze spanner vormt de buitenste dwarslijn op de voorvleugel. Deze dunne lijn maakt vlak bij de voorrand een sterke knik, loopt op de binnenste vleugelhelft min of meer recht en vormt op iedere vleugelader een stip. Een ander opvallend kenmerk is de manier waarop de middelste en buitenste dwarslijn over de voorvleugel lopen; vanaf de voorrand beginnen ze eerst wijd uit elkaar, maar richting de binnenrand komen ze steeds meer naar elkaar toe doordat de buitenste lijn naar binnen buigt. Bij veel andere spikkelspanners lopen deze lijnen niet of veel minder naar elkaar toe. De grondkleur varieert van lichtbruin tot donkergrijs en de donkere tekening varieert sterk. Op de onderzijde van de achtervleugel is de buitenste dwarslijn, indien aanwezig, scherp gehoekt. Op de onderzijde van de voorvleugel bevindt zich een opvallende bleke vlek in de vleugelpunt. Exemplaren van de tweede generatie zijn kleiner. Het mannetje heeft geveerde antennen die spits toelopen; de kleine veertjes eindigen 2 mm voor het uiteinde.
Kenmerken rups
Tot 40 mm; lichaam varieert in kleur van grijsachtig bruin tot roodachtig bruin, soms geelachtig bruin gespikkeld en met donkere vlekken op de rug, die soms een rij van ruitvormige vlekken vormen; kop bruin.
Gelijkende soorten vlinder
Zie de geveerde spikkelspanner (P. secundaria), de gevlekte spikkelspanner (Alcis deversata), de satijnen spikkelspanner (Deileptenia ribeata), de variabele spikkelspanner (Alcis repandata) en de grote spikkelspanner (Hypomecis roboraria).
Gelijkende soorten rups
Variabele spikkelspanner (Alcis repandata).N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Foto's
Rups
Cocon
Vlinder
Verspreiding
Zeldzaamheid
Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
België
Zeer algemeen in het hele land. De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Mondiaal
Heel Europa en naar het oosten tot de Altaj, in het zuiden het Iberisch Schiereiland via de Balkanlanden, Klein-Azië, de Kaukasus en Noord-Iran tot Toerkmenistan. Noordelijk tot Zuid-Zweden. Uit Marokko is ssp. sublutearia Zerny, 1927) beschreven.