Vliegtijd & gedrag
Deze soort vliegt in twee generaties vanaf juni, via de overwintering tot mei. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken wilgenkatjes en bloemen van klimop. De soort is in het najaar vrij gemakkelijk uit lage takken van eiken te kloppen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Variabele eikenuil
Rups: mei-september. De rups leeft in een spinsel aan het uiteinde van de takken en heeft een duidelijke voorkeur voor eiken met een warme standplaats. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon in de vorm van een bootje, vastgemaakt aan de onderzijde of bovenzijde van een blad van de waardplant of op een tak. De soort overwintert als vlinder in de strooisellaag onder de waardplant of in naaldbomen.

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Noord-Afrika en nagenoeg heel Zuid- en Midden-Europa. Naar het oosten tot Midden-Schotland en Zuid-Scandinavië. Naar het zuidoosten van Turkije, Cyprus, Libanon en Israël tot Iran en Afganistan.
Benaming
- Engelse naam Oak Nycteoline
- Duitse naam Eichen-Wicklereulchen
- Franse naam la Sarrothripe de Revay
-
Synoniemen
Sarrothripus revayana
Penthina revayana
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Eik is de enige waardplant van deze zeer variabele soort. De nachtvlindergids toont vijf varianten en in de Skinner staan er zelfs zes. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Nycteola: nux, nuxtos is nacht en eos is dageraad. De soort vliegt in de vroege achtend. Het is ook mogelijk dat de uitgang -eola gezien moet worden als een niet alledaagse verkleiningsvorm.revayana: revayana is een eerbetoon aan M. Refay (18e eeuw), een Franse entomoloog.
Auteursnaam en jaartal
(Scopoli, 1772)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Dit visstaartje is qua vleugeltekening zeer variabel, maar goed te herkennen aan de karakteristieke vleugelvorm. De voorvleugel verbreedt zich vanuit de smalle basis meteen sterk via een opvallende schouder, waarna de rechte of enigszins holle voorrand grofweg evenwijdig loopt aan de binnenrand. De voorvleugel heeft vaak een enigszins gemarmerd patroon van leigrijze, bruine, zwartachtige, en soms ook witachtige kleuren. Bij vrijwel alle kleurvormen zijn (soms duidelijk, soms vaag) donkere golvende dubbele centrale dwarslijnen aanwezig, waardoor een wortelveld, een middenveld en een zoomveld zijn te onderscheiden. Het kleurverschil tussen deze velden is doorgaans gering. In het middenveld is meestal een, soms rood- of rozeachtig getinte, bruine kleur aanwezig. In de direct aangrenzende zones domineert het grijs, terwijl in de vleugelzoom en de vleugelwortel soms weer het bruin overheerst. In het wortelveld liggen soms twee forse zwartachtige stippen en in het zoomveld een meer onregelmatige rij kleinere stippen of vlekjes, waar omheen soms een smalle grillige witachtige band ligt. In het middenveld is de niervlek zichtbaar als een donkere stip, die echter niet altijd even duidelijk is. Bij sommige exemplaren lijkt het patroon van dwarslijnen afwezig en is de voorvleugel nagenoeg effen, meestal donkergrijs van kleur. Andere vlinders hebben een zwarte wortelstreep op de voorvleugel. Het komt ook voor dat het patroon van dwarslijnen vervangen is door een overlangs patroon van zwart- en oranjeachtig bruin met grijze vegen en stroken. De vrij lange, vooruitstekende palpen vallen op.