Verspreiding
Levenscyclus
Wilgentandvlinder
Rups: juni-september. De soort overwintert als pop in een losse cocon in de grond.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via bijna geheel Europa (niet op de Britse eilanden) tot de Oeral. Naar het zuiden tot het Noord-Middellandse Zeegebied via Turkije tot de Kaukasus en de Kaspische Zee. Naar het noorden via Scandinavië tot bij de poolcirkel.
Benaming
- Engelse naam Three-humped Prominent
- Duitse naam Espen-Zahnspinner
- Franse naam la Dromadaire
-
Synoniemen
Tritophia tritophus
Notodonta phoebe
Tritophia phoebe
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
wilgentandvlinderElf soorten binnen de Notodontidae, tandvlinder-familie, hebben'tandvlinder' als groepsnaam. Zij hebben aan de voorvleugel een tandvormige uitstulping dat in rust boven de vlinder uitsteekt.Wilgen vormen een belangrijke voedselbron voor de rupsen van deze soort Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Notodonta: notos is de achterkant en odous, odostos is een tand; naar de dorsale schubbenpluimen op de voorvleugels die naar voren komen als de vleugels in rust zijn. Het is waarschijnlijk dat Ochsenheimer ook de bulten op de rupsrug van een aantal soorten in gedachten had.tritophus: tritophus is een verschrijving van trilophus is met drie kuiven, naar de drie bultjes op de rustende vlinder
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 22-27 mm. Goed te herkennen aan de brede afgeronde en grotendeels zwartachtig grijze voorvleugel, waarover twee onduidelijk begrensde geelbruine banden lopen, één in het middenveld en één langs de achterrand. Een belangrijk kenmerk is de langgerekte licht gekleurde halvemaanvormige vlek met de donkere kern; daarachter bevindt zich vaak een opvallend, groot donker veld.