Vliegtijd & gedrag
Half maart-eind april in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken wilgenkatjes.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Witringuil
Rups: april-juni. De soort overwintert als pop in de grond.
.webp)
Ei-afzet
.webp)
Rups

Vlinder
Verspreiding
In Europa van West-Frankrijk en Midden-Engeland tot Noord-Italië, de Balkan en de Karpaten. In het noorden tot Denemarken, Zuid-Zweden (één melding van de westkust van Noorwegen) en Zuidoost-Finland. Naar het oosten tot Japan.
Benaming
- Engelse naam White-marked
- Duitse naam Gelbfleck-Frühlings-Bodeneule
- Franse naam la Noctulelle leucographe
-
Synoniemen
Gypsitea leucographa
Noctua leucographa
Pachnobia leucographa
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Op de voorvleugels van deze soort is de witte ring rond de ronde vlek opvallend en kenmerkend. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Cerastis: kerastes is gehoornd. Dit verwijst naar de antennen van het mannetje die tweezijdig geveerd zijn. Omdat Linnaeus de Noctua's had beschreven met niet geveerde antennen, is dit een belangrijk onderscheid.leucographa: leukos is wit en graphe is een merkteken, naar de duidelijk aanwezige bleke vlekken.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze uil lijkt veel op de rode vlekkenuil (C. rubricosa), maar is doorgaans iets kleiner en de voorrand van de roodachtig bruine voorvleugel is licht gebogen; de voorrand is soms smal lichtgrijs bestoven. Opvallend is de heldere crèmekleurige ringvlek die in het midden meestal donker is; van de eveneens lichte niervlek is vooral de binnenste lob donker gevuld. De zeer dunne zwartachtige, fijn geschulpte buitenste dwarslijn is vaak onduidelijk of zelfs vrijwel onzichtbaar; in veel gevallen alleen zichtbaar als een rij wit gepunte zwarte streepjes. Tussen de buitenste dwarslijn en de golflijn is de vleugelkleur duidelijk lichter dan die van het middenveld; de vleugelzoom is weer donkerder.