Vliegtijd & gedrag
Half juni-eind augustus in één generatie; waarschijnlijk een kleine partiële tweede generatie. De vlinders worden overdag gemakkelijk opgejaagd maar gaan vrijwel altijd enkele meters verderop weer zitten. Ze vliegen vanaf kort voor de schemering en komen weinig op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Witroze stipspanner
Rups: juli-mei. De soort overwintert als halfvolgroeide rups en verpopt zich in een cocon in de strooisellaag of op de grond.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Een hoofdzakelijk West-Europese, aan zouthoudende grond gebonden soort. Komt vanaf Italië voor langs de kusten van de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan en de Noordzee. Van de Oostzeekust alleen bekend uit Denemarken, Duitsland en Polen. Heeft een voorkeur voor zoute moerassen.
Benaming
- Engelse naam Rosy Wave
- Duitse naam Kiefernschwärmer
- Franse naam l'Acidalie des sables
-
Synoniemen
Acidalia emutaria
Sterrha emutaria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. Deze stipspanner is goed herkenbaar aan de bleekroze zweem over voor- en achtervleugels. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.emutaria: emuto is veranderen. Waarschijnlijk duidt dit op de gevoelige rose kleur van verse exemplaren; deze kleur vervaagt vrij snel. Meerdere soorten uit dit genus hebben namen die geënt zijn op muto of afleidingen daarvan.
Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1809)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 11-13 mm. De melkwitte vleugels hebben vaak een zachtroze tint en zijn fijn bespikkeld met donkere schubben. Van de binnenste dwarslijn is meestal niet meer zichtbaar dan een aantal stippen op de binnenste helft van de vleugel; soms zijn ze afwezig. De buitenste dwarslijn bestaat uit een aaneengesloten rij kleine stippen. De middelste dwarslijn is breed, vaak meer een middenschaduw, en loopt vrij recht in de richting van de vleugelpunt, maar vervaagt meestal voordat deze bereikt is. Op zowel de voor- als de achtervleugel bevindt zich een middenstip. De achterrand van de achtervleugel heeft een kleine maar duidelijke punt. De intensiteit van de tekening kan enigszins variëren.