Vliegtijd & gedrag
Half mei-eind oktober in twee elkaar overlappende generaties. De mannetjes vliegen overdag in een schichtige zigzagvlucht, vaak vrij hoog, op zoek naar vers uitgekomen vrouwtjes. Ze vliegen ook ´s nachts en komen soms op licht. De vrouwtjes kunnen zich vanwege hun onontwikkelde vleugels amper verplaatsen en blijven meestal op of naast hun cocon zitten.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Witvlakvlinder
Rups: mei-september. De soort overwintert als ei in legsels van enkele honderden eieren op de buitenzijde van de lege, aan de waardplant vastgehechte cocon van het vrouwtje of op een nabij gelegen hek of muur. De eieren van één legsel komen soms verspreid over een langere periode uit. Een enkele keer overwintert een late, niet uitgekomen pop.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van de noordelijke helft van het Iberisch schiereiland via heel West- en Midden-Europa oostwaarts via de gematigde zone tot Oost-Azië. In het zuiden in Italië en op de Balkan; niet op de eilanden van de Middellandse Zee. Naar het noorden tot IJsland en Scandinavië, ook boven de poolcirkel. Naar Noord- en Zuid-Amerika geïmporteerd (Canada en Chili).
Benaming
- Engelse naam Vapourer
- Duitse naam Sandflur-Staubeule
-
Franse naam
l'Étoilée
le Bombyx antique -
Oud Nederlandse naam
hoekstipvlinder
zonderling - Synoniemen Orgyia gonostigma
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Witvlakvlinder is een al lang bestaande naam en wordt al gebruikt door Ter Haar in 'Onze vlinders'.Twee opvallende witte vlakjes kenmerken deze vlindersoort. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Orgyia: orguia is strict genomen het bereik van uitgestrekte armen, een basisgrootheid; hier worden de uitgestrekte armen zelf bedoeld, naar de houding van de rustende vlinder, met de voorpoten naar voren uitgestrekt.antiqua: antiquus is oud, van de oude stempel, eenvoudig, eerlijk en onschuldig. Deze naam staat op dezelfde pagina als pudibunda; beide hebben iets van kuisheid. Linnaeus omschrijft het vrouwtje als vleugelloos en wellicht dacht hij daarbij aan een huisvrouw uit de gouden eeuw die thuis bleef om te werken en niet rondzwierf met haar man. Van belang kan nog zijn dat de achtervleugels van het mannetje gekleurd zijn en de soorten die dat hebben symboliseren bij Linnaeus een vrijere sex. Zie ook bij C. nupta
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: ♂ 12-17 mm. Het mannetje heeft een tamelijk effen oranjebruine of soms iets donkerdere voorvleugel met vage donkere dwarslijnen en een opvallende witte halvemaanvormige vlek in de binnenrandhoek. Het vrouwtje heeft onontwikkelde vleugels en een licht grijsbruin, gezwollen achterlijf.