Vliegtijd & gedrag
Half mei-eind juli in één generatie. De vlinders zijn overdag actief en bezoeken bloemen. Bij mooi weer zijn de mannetjes territoriaal en zitten op hogere uitkijkposten in de vegetatie.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Wolfsmelkwespvlinder
Rups: augustus-april. De soort overwintert als rups in de wortels van de waardplant.

Ei-afzet

Rups

Vlinder

Museum
Verspreiding
Een eilandachtige verspreiding van het Iberisch schiereiland via Frankrijk, Duitsland, Tsjechië, Slowakije, Hongarije via de Balkan en via Oost-Turkije,Trans-Kaukasië, Zuid-Rusland en verder naar het oosten tot het Bajkalmeer.
Benaming
- Duitse naam Eselswolfsmilch-Glasflügler
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Een aantal soorten binnen de Sesiidae-familie heeft veel gelijkenis met wespen vandaar dat vijf soorten binnen deze familie met wespvlinder worden aangeduid.De rups van deze soort leeft op heksenmelk, een wolfsmelksoort. Er leven twee wolfsmelkwespvlinders in ons land die op het oog niet van elkaar zijn te onderscheiden. Het toevoegsel schijn maakt het onderscheid in de naam.(zie bij C. empiformis). Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 6-10 mm. In het midden van het donkere veld in de vleugelpunt van de voorvleugel ligt een goudgele vlek. De achterste cel in de vleugelwortel reikt niet tot aan het donkere middenveld, wat een kenmerk is van alle soorten uit het geslacht Chamaesphecia. Op het achterlijf bevinden zich enkele goudgele tot witachtig gele dwarsbandjes. Het pluimpje aan het uiteinde van het achterlijf is donker met enkele plukjes gele haren (drie bij het mannetje en twee bij het vrouwtje).