Vliegtijd & gedrag
Begin mei-half oktober in twee generaties; de tweede generatie is talrijker dan de eerste. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Zuidelijke stofuil
Rups: september-augustus. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon in de grond.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Van Noord-Afrika (Marokko tot Egypte) tot heel Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden slechts tot Zuid-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden en Letland. In Azië: Klein-Azië, de Kaukasus, Voor-Azië (Irsaël, Libanon, Irak, Iran) en Centraal-Azië (Afganistan, West-Toerkestan, Altaj).
Benaming
- Engelse naam Vine's Rustic
- Duitse naam Hellbraune Staubeule
- Franse naam l'Ambiguë
- Synoniemen Caradrina ambigua
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Stofuilen hebben een vale zandkleur. De vleugelschubben laten makkelijk los en na het vastpakken van de vlinder blijft een stofvlekje op de vingers achter.Nederland ligt aan de Noordkant van het verspreidingsgebied. In Noord-Nederland al minder gewoon dan in Zeeland en Brabant. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Hoplodrina: hoplon is een wapen en het achtervoegsel -drina geeft aan dat er nauwe relatie is met het genus Caradrina. Alleen het genitaal 'wapen' verschilt.ambigua: ambiguus is twijfelachtig. Waarschijnlijk over de onzekerheid of dit t.o.v. H. blanda wel een aparte soort moest worden.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Deze uil lijkt sterk op de andere Hoplodrina-soorten. De voorrand van de voorvleugel is vrijwel recht en de middenschaduw is slechts zwak zichtbaar. De ringvlek en de niervlek zijn regelmatig van vorm en relatief groot; beide hebben ongeveer dezelfde kleur als de ondergrond. De voorvleugel heeft een lichte tot donkere bruinachtig grijze kleur met een lichtgrijze bestuiving of is zilverachtig grijs van kleur. De achtervleugel is witachtig met een zwakke parelglans en heeft een smalle grijze zoom langs de achterrand; ook de aders zijn grijs. Vooral bij exemplaren met een relatief donkere voorvleugel is de witachtige achtervleugel opvallend.