Vliegtijd & gedrag
Juli-september in één generatie; in Zuid-Europa een tweede generatie in oktober-november. De vlinders komen op licht en op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Zuidelijke worteluil
Rups: augustus-april. De rups verbergt zich overdag dicht tegen de grond en overwintert in volgroeid stadium op of in de grond; de verpopping vindt ondergronds plaats.

Vlinder
Verspreiding
Noord-Afrika, het hele Middellandse Zeegebied tot Voor-Azië. In het Atlantische klimaat noordelijk tot Bretagne en de Zuid- en Westkust van de Britse eilanden. Naar het oosten Zuid-Zwitserland, de zuidelijke Alpendalen, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië; ook in Polen voorkomend. Duitse opgaven dienen te worden nagekeken.
Benaming
- Engelse naam Crescent Dart
- Franse naam la Noctulelle farouche
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De Agrotis- en Euxoa-soorten werden samengevoegd onder de groepsnaam worteluil. De rupsen hebben een relatie met plantenwortels.Deze ongewone vlinder heeft zijn verspreiding zuidelijk (en ver oostelijk) van ons land. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Agrotis: agrotes is van het veld, iemand van het platte land. Grasland is meer het habitat dan bossen. Deze naam werd als eerste door Hübner voorgesteld (1806).trux: trux is ruw. Mogelijk naar de grove structuur van de antennen of, zoals Spuler veronderstelt, naar het harige achterlijf.
Auteursnaam en jaartal
Hübner, 1824)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 16-19 mm. De voorvleugel van deze uil is enigszins puntig met een kaarsrechte voorrand en een kleine, donker omrande witachtige ringvlek, die soms een donkere kern heeft. Bij zeer lichte exemplaren valt de ringvlek soms weg tegen de grondkleur. Het mannetje heeft een licht of donker grijsachtig bruine voorvleugel met een donkerbruine bestuiving en donkere vlekken; de achtervleugel is wit en de antennen zijn enigszins geveerd. Het vrouwtje is te herkennen aan de zwartachtige voorvleugel met een lichter, grijs getint veld aan de buitenzijde van de niervlek; de achtervleugel is grijsachtig met een vage grijsbruine achterrand.