Vliegtijd & gedrag
Half mei-half augustus in één generatie. De vlinders kunnen overdag van de waardplant worden opgejaagd. Zowel mannetjes als vrouwtjes komen vanaf de schemering op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Zwartstipspanner
Rups: juli-mei. De soort overwintert als halfvolgroeide rups.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Van het Iberisch Schiereiland door Europa tot Oost-Azië (ssp. subcandidata Walker, 1862); in het noorden tot Zuid-Scandinavië en in het zuiden: Italië, de Balkanlanden, Klein-Azië en Iran. Ook bekend uit Zuid-Kansu (Djakonov, 1936).
Benaming
- Engelse naam Sub-angled Wave
- Duitse naam Eckflügel-Kleinspanner
- Franse naam l'Acidalie étrille
-
Synoniemen
Acidalia nigropunctata
Sterrha nigropunctata
Scopula strigilaria
Acidalia prataria
Acidalia strigilaria
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. Fijne zwarte middenstipjes maken onderscheid met Idaea-soorten mogelijk. Ook de Latijnse soortnaam wijst op die zwarte stipjes. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.nigropunctata: niger is zwart en punctum is vlek, hetgeen betrekking heeft op de zwarte stippen op de vleugels.
Auteursnaam en jaartal
(Hufnagel, 1767)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-16 mm. De vleugels zijn witachtig met soms een vage bruine tint en hebben een heel fijne grijze spikkeling. Zowel de voor- als de achtervleugel heeft een kleine zwarte middenstip en verscheidene gegolfde grijsbruine dwarslijnen. Het meest opvallend is de brede middelste dwarslijn die bij de voorrand van de voorvleugel vervaagt maar daar een kenmerkende hoek naar binnen maakt. De achtervleugel heeft halverwege de achterrand een duidelijke punt, wat in combinatie met de grootte van de vlinder onderscheid mogelijk maakt met de Idaea-soorten.