Vliegtijd & gedrag
Begin juni-half augustus in één generatie; soms een kleine, partiële tweede generatie in september. De vlinders leven in de bosranden, en de mannetjes verdedigen een territorium vanuit een hoge boom langs een bospad.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Levenscyclus
Kleine ijsvogelvlinder
Rups: half juli-eind juni. De jonge rupsen hebben een kenmerkend vraatspoor: ze eten het blad vanaf de top van het blad, maar laten de middennerf intact. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in een overwinteringsnest dat de rups gemaakt heeft door een half opgegeten blad met het steeltje aan een stengel vast te spinnen en van het blad een soort tent te spinnen. De verpopping vindt plaats aan een twijgje of een blad van de waardplant. De eieren worden afgezet op de bovenzijde van jonge bladeren op halfbeschaduwde plaatsen.
ei-afzet
Vrouwtjes op zoek naar een geschikte plaats om de eitjes af te zetten, fladderen langzaam en vlak boven de grond. Favoriet zijn solitaire planten die in de halfschaduw groeien. Vooral stengels die uitsteken of afhangen van planten die rond boomstammen slingeren worden gebruikt. Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op de bovenzijde aan de top van een blad, meestal op een halve tot anderhalve meter hoogte.
rups en verpopping
Pas uitgekomen rupsen eten eerst de eischaal en voeden zich vervolgens met het blad. Het eitje laat een heldere, kruisvormige afdruk op het blad achter en het vraatbeeld van de jongere rupsen is kenmerkend: ze eten het blad vanaf de top en laten de middennerf intact. Meer over de voedselvoorkeur van de rups is te lezen in het kader. In de herfst maakt de rups een overwinteringsplaats, een zogenaamde hibernaculum. Hiervoor gebruikt hij een half opgegeten of afgebeten blad van de kamperfoelie. Het steeltje wordt stevig aan de stengel gesponnen. Daarna vouwt hij het bladreepje dubbel en spint de randen van de bladeren samen tot een soort tent. De rups blijft in het hibernaculum tot eind april, waarna hij weer actief wordt. Hij verpopt zich op de kamperfoelie, met het uiteinde vastgesponnen aan een twijgje of een blad.
vlinders
De eerste vlinders verschijnen in juni. De dichtheid op de vliegplaatsen is vrij hoog, tot ongeveer 22 individuen per hectare. Ze leven vooral in hogere delen van de bomen, maar komen ´s ochtends naar beneden om zich te voeden met mest, rottend fruit of vocht. Soms drinken ze nectar van bloeiende braamstruiken. De mannetjes verdedigen een territorium, meestal vanuit hoge bomen langs brede bospaden. Uit het territorium worden andere mannetjes verdreven en langsvliegende vrouwtjes onderschept, waarna de balts en de paring hoog tussen de boomtoppen plaatsvinden.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 22-29 mm. De grondkleur van de bovenkant van de vleugels is bij het mannetje zwart en bij het vrouwtje donkerbruin. De witte middenband is op de voorvleugel in het midden onderbroken. Op de onderkant van de achtervleugel loopt aan de buitenkant van de witte middenband een dubbele rij donkere vlekjes.
Kenmerken rups
Tot 27 mm; lichaam groen met twee rijen bruine doorns op de rug; over de spiracula een witachtige lengtestreep, waaronder het lichaam purperachtig bruin is; kop bruin gedoornd.
Gelijkende soorten vlinder
De grote ijsvogelvlinder is groter en heeft op de bovenkant van de vleugels oranje maanvlekken langs de achterrand. Het landkaartje in zomervorm lijkt er ook op maar is kleiner, heeft een meer gekartelde vleugelrand en meer oranje streepjes. Tevens verschilt de onderkant erg van de onderkant van de kleine ijsvogelvinder
Foto's
Ei-afzet
Rups
Cocon
Vlinder
Museum
Habitat
Verspreiding
Zeldzaamheid
In de jaren negentig van de vorige eeuw ging het niet goed met de kleine ijsvogelvlinder. Rond het jaar 2000 was de populatiegrootte nog maar een kwart van die in 1992. Vanaf toen heeft de kleine ijsvogelvlinder zich, mede door gericht natuurbeheer, goed hersteld. De aantallen zijn nu te vergelijken met begin jaren 1990.
Mobiliteit
De kleine ijsvogelvlinder is een mobiele vlinder, die bij warm weer over grote afstanden kan zwerven. Hij blijkt ook prima in staat om geschikt leefgebied op een paar kilometers van een populatie te vinden en te koloniseren.
Regionaal
In Nederland kwam hij aan het begin van de twintigste eeuw op een groot deel van de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland voor. Tot op Walcheren zijn toen zwervende vlinders gezien. Van 1960 tot 2000 is de soort voortdurend achteruit gegaan. De kleine ijsvogel is zo goed als verdwenen uit Utrecht en Drenthe. De laatste twintig jaar worden oude vindplaatsen opnieuw gekoloniseerd en Limburg, Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel komt hij weer op veel plekken voor. Recent is ook Flevoland gekoloniseerd.
Europa
Op Europese schaal is de kleine ijsvogelvlinder niet bedreigd. Uit 10 van de 33 landen waar de soort voorkomt wordt echter een achteruitgang gemeld. In Groot-Brittannië gaat de soort vooruit, maar in Vlaanderen, Wallonië en Duitsland staat hij op de Rode Lijst.
Mondiaal
De kleine ijsvogelvlinder leeft van West-Frankrijk via Azië tot Japan en van Midden-Engeland, Zuid-Denemarken en Letland tot Noord-Spanje en Turkije